Rino Kattekamp

Hartstikke leuk om een site aan te treffen die geheel gewijd is aan de roemruchte YP408. Zoals zovele dienstplichtigen uit de periode van de koude oorlog heb ook ik als SPEC radiotelefonist de nodige uurtjes in zo'n stalen bak doorgebracht. En wel voornamelijk in de commando YP van de plv bataljonscommandant, de majoor der Jagers van Krieken, van het 12 PAINFBAT Garde Jagers in de jaren 1967-1968. De commando YP was inderdaad voorzien van de roemruchte kachel, welke nogal eens kapot was, maar als die het deed in de koude wintermaanden een zegen voor het soldatenvolk was.

De vaste bemanning van de Bataljonscommandant in de 12I-S3 en die van de PLV BC in de 12I-S4 bestond uit de chauffeur ( KVV korporaal), de boordschutter en een specialistische radiotelefonist, opgeleid op de school in Harderwijk. De BC en de PLV BC hadden trouwens ook nog een Munga met chauffeur tot hun beschikking; daar werd echter weinig gebruik van gemaakt.

In de YP stond een radio installatie AN/VRQ-3 opgesteld; bestaande uit een dubbele set RT68 zendontvangers met de PP112 voedingsunit. Hiermee werd de verbinding op het bataljons- commandonet met de compagniescommandanten en andere functionarissen alsmede die met de 11e Brigade, waar het 12 PAINFBAT GJ deel van uitmaakte, op brigadecommandonetniveau onderhouden. Ook was het voertuig voorzien van een extra ontvanger R-110 voor nucleaire waarschuwing De radiotelefonist was verder nog voorzien van een draagbare radio, de roemruchte AN-PRC/10A welke op de rug gedragen moest worden bij uitgestegen gevecht. Dit laatste kwam op dit niveau gelukkig nooit voor.

Wat namen van de batstaffers in die periode: Franken, Siebeling, Aartsen, Knosse, Mus, Nieuwbeerta, Storm, Derksen en Hoek.

Jager Knosse was de boordschutter op de YP van de BC, die al-dan-niet-toevallig (geintje van de plaatsingscommissie?) óók Knosse heette, hetgeen tot vermakelijke persoonsverwisselingen leidde, zoals de wachtcommandant die soldaat Knosse voor de wacht moest porren en per vergissing de luitenant-kolonel Knosse uit zijn slaapzak sleurde...

Ik stuur nog wat gedigitaliseerde oude foto's van de BATSTAF; u moet maar zien wat bruikbaar is. Als curiositeit wijs ik nog op de beschildering op het front van de YP, een soort klimmende boomkikker; om welke reden dan ook waren alle YP's van het bataljon met die tekening van zo'n kikker voorzien. Heeft iemand enig idee waar dat vandaan kwam en tot wanneer het toegepast is ?

Met vriendelijk groeten,

Rino Kattekamp, lichting 66-5.

Mijn basis militaire opleiding heb ik als lichting 66-5 opgedaan in en om de Tapijnkazerne te Maastricht, alwaar een prachtig oefenterrein was bij de mergelgrotten op de Pietersberg. Hierna kwam ik op de Infanterieschool op de Infanterieschool Jan van Nassaukazerne in Harderwijk, waar ik in vier maanden op de onderafdeling verbindingsopleidingen een opleiding tot Radiotelefonist kreeg. Behandeld werd de hardware, de radiotelefonieprocedure, versluieringen en codes, berichtenkantoor, seinlapkodes, organisatie (pantser)infanterie op niveau brigade/bataljon/compagnie, opzetten van lange stationaire antennemasten, lijnverbindingen, seinlappen en nog veel meer zaken. Er moest in die 4 maanden keihard gewerkt worden om alles onder de knie te krijgen.
Hierna werd ik geplaatst (1967) bij het 12e Pantserinfanteriebataljon Garde Jagers, gelegerd in de Oranjekazerne te Schaarsbergen bij Arnhem, eerst als RTF bij de plaatsvervangend bataljonscommandant, later bij de bataljonscommandant. Op 8 februari 1968 ging ik, zoals dat heette, op kleinverlof in afwachting van grootverlof.

Gewerkt werd in die tijd in het Nederlandse leger met Amerikaanse radioapparatuur, waarvan het ontwerp dateerde uit de jaren begin 1950. Dit waren apparaten, nog met radiobuizen al naar de stand van de techniek, en gedeeltelijk in Nederland geassembleerd. De kwaliteit en betrouwbaarheid was voor die tijd buitengewoon goed en alhoewel in hedendaagse begrippen veel energie werd gebruikt om een klein bereik te realiseren voldeed de apparatuur aan alle militaire eisen. De toestellen bestonden uit een uitvoering voor Landmacht, Artillerie en Cavalerie, welke alleen van elkaar verschilden door de typeaanduiding en het frequentiebereik. Er was in de FM-frequentieband een gezamenlijk bereik om met elkaar te kunnen communiceren. De apparaten zijn in gebruik geweest tot begin jaren 70, waarna ze werden vervangen door de Philips RT-3600 familie van getransistoriseerde apparaten welke uiteraard qua prestaties veel beter waren en eveneens van onovertroffen kwaliteit. Maar borstschakelaars, microfoons, hand- en hoofdsets en andere delen van de "oude familie" zijn nog in lengte van jaren op de nieuwe toestellen gebruikt.

Het 12e painfbat Garde Jagers behoorde tot het 1e Nederlandse legercorps, 1e divisie (expeditionaire macht), 11 brigade. Ook het 13e bataljon Garde Prinses Irene, Schalkhaar en het 41e regiment Stoottroepen (Ermelo) behoorden tot de 11e Brigade. Zojuist was het Infanteriebataljon uitgerust met de (gloednieuwe) YP 408 en dus omgevormd tot een PAINFBAT. In die tijd, met de dreiging van de troepen van het Oostblok vlak voor de deur (Berlijn) was het politiek nog wel mogelijk veel geld aan Defensie uit te geven en het gemechaniseerd en gepantserd maken van de krijgsmacht moet miljoenen harde nederlandse guldens hebben gekost. Gelukkig voeren DAF, Philips, Holland Signaal en andere leveranciers er wel bij.

De Commando YP welke mijn rijdend verblijf werd (in aanvulling op de Munga welke ook ter beschikking van de BC en PLVBC stond) was uitgerust met een radio-installatie AN-VRQ 3, waarbij AN voor Army/Navy stond en VR voor Vehicular Radio. De Q was een aanduiding voor Special or Combination of Purposes, in dit geval gebruik in een gepantserd wielvoertuig. De VRQ-3 is technisch een dubbele AN-VRC10 met toevoegingen voor relayering, afstandbediening en gelijktijdig zenden en ontvangen (duplex). De VRC-10 bestaat uit een RT-68 zend-ontvanger met de bijbehorende PP-112 Pack (voedingseenheid) welke de benodigde spanningen uit het 24Volt boordsysteem aanmaakte. Het zendbereik was met de voertuigantenne ongeveer 16 tot 25 km, en met de zgn "lange piel" oftewel de vaste RC292 antennemast, waarvan het opzetten an sich al een kunst apart was, ongeveer 50 km, voldoende bereik dus voor een brigade in de verdediging en zeker voor een bataljon. Ook was er aangebracht een hulpontvanger waar NBC waarschuwingen (met betrekking tot inzet kernbacteriologische of chemische wapens) Al met al was met de toestellen prima te werken.

Mocht na een ruige rit door het terrein de verbinding slecht of uitgevallen zijn dan was er hooguit een radiobuis gesneuveld en kon via een eenvoudige kontrole schakelaar worden vastgesteld worden welke buis vervangen moest worden. Daarvoor had je een reparatieset CT-684/GR met reserve buizen en kon je in 1e echelon de buis vervangen (wel eerst even wachten totdat de YP een tijdje stil bleef staan). De toestellen stonden, als ze niet tijdens oefeningen gebruikt werden, in de radiostore onderin de kelders van het legeringsgebouw. Hier werd onderhoud aan de toestellen verricht, want een sinecure was omdat de toestellen vrijwel onderhoudsvrij waren.Een prettige bijkomstigheid bij het plegen van het onderhoud was was dat de compagniesbar van de Ststvzgcie op een loopafstand van 5 meter was. De toestellen werden via een ingenieus klemmensysteem vastgezet op een grondplaat (mounting) MT298/GRC. De voeding kwam uit de voertuigaccu's en de buizen radio's gebruikten nogal wat energie (ook de voertuigkachel lustte wel wat stroom) zodat de chauffeur de conditie van zijn accu's goed in de gaten moest houden en regelmatig de motor moest laten draaien, want anders kon niet meer gestart worden.

Een set werd gebruikt voor het Brigconet (Brigade Commando Net) en het tweede voor het Batconet (Bataljons Commando Net). Op het Brigconet kwamen de bevelen van de brigadecommandant binnen (uiteraard in code, want de vijand luisterde mee). Ook konden de andere onderdelen van de Brigade bereikt worden, het andere painfbat, het tankbat en de ondersteunende diensten. Op het Batconet, het meest gebruikt uiteraard, waren aangesloten de tirailleurcompagniecommandanten met hun plaatsvervangers, de Ost- en Stafcie (12 Painfbat was een onafhankelijk bataljon en had zijn eigen ondersteuning en verkenning), de LSO, de MTO, de S1, S2, S3 en S4 funktionaris, de verbindingsofficier, de commandant Geneeskundig peloton met pantserwielgewondenvoertuig en de commandant Verzorging. En uiteraard de BC en de PLVBC.

Als vermeld waren de Compagniescommandanten aangesloten op het Batconet, maar hadden natuurlijk binnen de compagnie ook een Ciecomnet (Compagnies Commando Net). De pelotons commandanten waren aangesloten op het Ciecomnet maar hadden ook hun eigen Pelnet . Op dit niveau treffen we bij de CC en de zijnen in de voertuigen een RT68 en/of een RT-70 (bereik 1600 mtr) aan en op buiten de voertuigen niveau vinden we PRC-10A en 26D draagbare zendontvangers, waarbij de 10A een bereik heeft van 5 km (korte antenne) en de 26D een walkie-talkie was met een bereik van een paar honderd meter.

De radiotelefonie via FM verbindingen was een grote verbetering ten opzichte van de oudere verbindingsmiddelen die met andere golflengten werkten en vaak Morse moesten toepassen in plaats van spraakverbindingen. RTFN verbindingen waren soepel (grote mate van aanpassing aan snel wisselende situaties), bedrijfszeker (onder bijna alle omstandigheden was het mogelijk verbinding te krijgen) en kon een grote berichtenfrequentie aan (in korte tijd een groot aantal berichten van de ene eenheid naar de andere eenheid). Beperkingen waren verlies van verbinding door atmosferische storingen of beïnvloeding door het terrein, en het open karakter van de verbinding (Vijand kon berichtenwisseling afluisteren, iets wat tegenwoordig een stuk moeilijker is gemaakt) Ook kon de bron van radio emissies gepeild worden en met artillerie beschoten worden en de verbinding kon door stoorzenders worden bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt worden.

Het doel van de radiotelefonieprocedure ( zeg maar de vaktaal die bij deze FM verbindingen gebruikt werd) was dan ook de mate van veiligheid van verbindingen belangrijk te verhogen door:
- op korte en zakelijke wijze de berichten snel te verzenden,
- een strenge discipline op radionetten te handhaven,
- eenheid van opvatting en nauwkeurigheid in de manier van berichtenwisseling.
De RTFN procedure wordt in een volgend document behandeld.

Als bijlage verder wat scans van historische documenten behorende bij de dienstplicht. Misschien kunnen ze wel ergens gebruikt worden voor opluistering, je weet maar nooit.

Groeten van
Rino DPLKPLBD

NB Let op de scan van het boekje over de Oranje Kazerne op de reklame voor Amstel bier. Je ziet daar een flesje met het geruchtmakend "petje" als sluitdop. Heel zeldzaam.

TERUG