Door Roel van Essen
Foto's: Peter van der Jagt, Rob van der Burg, Simon Le Fèvre. Met dank aan
Wammes Witkop www.greenradios.com.
Een gemechaniseerde eenheid moet beschikken over goede verbindingsmiddelen.
Het gevecht gaan snel, zonder communicatie ben je kansloos. Dus in de Infanteriebataljons
waren radio’s ingebouwd.
Radio’s van de RT-3600-serie, een product van Philips. In de jaren ’70 behoorlijk
moderne apparatuur, met veel in- aan- en opbouwmogelijkheden.
In feite was het een modulair systeem, wat men met inbouwunits aan kon passen
aan de eisen van de gebruiker.
Vanaf de bataljonscommandant tot het niveau van de infanteriegroep had men
de beschikking over deze typen radio.
Omdat je met radio’s nu eenmaal niet met z’n allen door elkaar kan blèren
had men het bataljon diverse radionetten toegewezen.
Het bataljons-verzorgingsnet: (ook wel ‘oliebollennet’ genoemd)
Hierop waren aangesloten:
De plaatsvervangend bataljonscommandant
De sectie personeel
De sectie logistiek
Alle plaatsvervangend compagniescommandanten en de Compagnies-sergeanten-majoors
Alle fouriers of de commandanten onderhoudsgroep van de compagnien
Het logistiek peloton
Het onderhoudspeloton
Het geneeskundig peloton
De pelotonscommandonetten: (pelconet) De pelotonscommandant De pelotonssergeant Alle groepscommandanten |
Zoals u ziet, is het een grote verzameling van verbindingen.
De meeste radio’s hebben een bereik van 8 kilometer; alleen de pelotonsnetten
hebben een bereik van 3 km. Een hele klus om al die frequenties zo op elkaar
af te stemmen dat ze elkaar niet storen!
(En voor elk net moest ook een reserve-frequentie beschikbaar zijn…)
Bovendien hadden de meeste functionarissen twee radio’s in hun voertuig:
een voor hun ‘eigen’ radionet, een voor het net van het naasthogere niveau.
Ter aanvulling: 2 schema´s voor een radionet op niveau van een bataljon
en compagnie, afkomstig uit VS 2-1351 Handboek voor het dienstplichtig kader
uit 1977. Met dank aan Simon Le Fèvre.
Radioschema
Painfbat (.pdf)
Radioschema Painfcie
(.pdf)
De radio telefonieprocedure. Voorschrift 11-7. Met dank aan Kees.
|
|
|
|
Foto's: Simon Le Fèvre
Welke radio voor wie?
Beginnend met het bataljonscommandonet en bataljonsverzorgingsnet:
De functionarissen hierop aangesloten hadden radio’s met een bereik van
30 km.
De compagniescommandonetten hadden radio’s met een bereik van 8 km.
De pelotonscommandonetten moesten het met 3 km doen.
|
|
|
|
|
Basistoestel was de RT-3600. Een radio voor frequenties vanaf 26.500 mHz
tot ergens in de 50 mHz, met een frequentie-interval van 50 kHz.
In principe was dit een toestel voor 8 km, maar met gebruikmaking van een
andere (zwaardere) versterker-eenheid kon het vermogen geregeld worden:
men had de keuze tussen 8, 15 of 30 km.
Die versterker werd in de achterkant
ingebouwd: de gebruiker kon zien welke versterker hij had, want de achterzijde
van de 30-km-unit had meer koelribben van de 8 km.
Elke RT 3600 had altijd een lange antenne.
Op de RT-3600 stond de IC-unit. Deze combineerde de radio met de diverse
toebehoren, zoals luidsprekers, microfoons en handtelemicrofoons.
De IC kon maximaal 3 radio’s combineren en daarbij kon nog de veldtelefoon
EE-8 of (later) de 3881 aangesloten worden. Via een schakelaar kon de gebruiker
bepalen welke radio hij wenste te gebruiken.
Als er meerdere radio’s op de IC werden aangesloten, werd de ’zwaarste’
radio (die voor het hoogste net) altijd onderop gezet. Daarop de IC en daarop
de radio voor het ‘eigen’ commandonet. Een eventuele derde radio werd naast
deze eenheid geplaatst.
Zo’n combinatie van 3 radio’s vond men op bataljonsniveau. De bataljonscommandant
en zijn hoofd operatien hadden elk 3 3600’s. (en dus de bijbehorende 3 lange
antennes.)
De compagniescommandant en zijn plaatsvervanger hadden 2 radio’s.
Een voor het batconet, een voor het cieconet; de plaatsvervanger een voor
het batverzorgingsnet en een voor het ciesverzorgingsnet.
(Elk 2 lange antennes)
Op pelotonsniveau werd het wat simpeler.
De Pelotonscommandant van een tirailleurpeloton had een 8 km RT3600 en een
(voertuiggevoedde) 3610. Geen IC-eenheid, maar een AF-3620 die de toestellen
combineerde. (Lange antenne voor de 3600, korte voor de 3610)
Voor uitgestegen acties had hij ook nog een draagbare 3610 in het voertuig.
Dit laatste toestel was een naar ding, want de oplaadbare batterijen waren
erg snel leeg, en moesten dan opgeladen worden, wat een behoorlijke tijd
duurde. De opladers zaten in het voertuig van de plaatsvervangend compagniescommandant.
Een omslachtige procedure: ‘verse’ batterijen werden met de voeding opgevoerd.
De pelotonssergeant had een 3600 en een batterij-gevoedde 3610.
(Lange en korte antenne)
De groepscommandanten hadden een voertuig-gevoedde 3610. (korte antenne)
Het Anti-Tankpeloton was daar weer een uitzondering op:
De PC en de PS hadden beiden twee 3600’s, een van 30 en een van 8 km. (Twee
lange antennes.)
De stukken hadden een 8km 3600set. (een lange antenne.)
Bij de mortierpelotons hadden de PC (in een jeep, later Landrover), de waarnemer en het vuurregelcentrum elk twee 3600’s. De mortiertrekkers hadden geen radio’s; zij waren aangewezen op het volgen van de PC.
Bij het verkenningspeloton hadden de radarbakken elk twee 3600’s, de verkenningsjeeps (later Laro’s) elk een 3600.
Hoe het exact met de lichte voertuigen en de vrachtwagens qua verbindingen stond, weet ik niet exact. Is ook voor de YP-fanaten niet echt spannend.
De laagfrequente toebehoren zoals schakelkasten, luidsprekers, microfoons, spreeksleutels en headsets is ook wel aardig om te vermelden.
Op de 3600-radio’s konden handtelemicrofoons (spreken en luisteren), grote headsets, handmicrofoons, luidsprekers en schakelkasten aangesloten worden.
Op de 3610’s alleen kleine headsets, handmicrofoons en handtelemicrofoons.
Die kleine headsets waren niet fijn om te dragen. Ze klemden je oren af,
en het geluid was niet optimaal. Bovendien moest je ze onder de helm dragen
en zo kwam een deel van het helmgewicht op je oren.
Wel was een nog kleinere versie, speciaal voor onder de helm, maar die had
maar een speakertje aan een zijde.
Als PS van een tirailleurpeloton gebruikte ik meestal dat hele kleine ding,
in combinatie met een handtelemicrofoon.
De Anti-Tankers waren wat luxer uitgerust: Zij hadden de beschikking over de grote headset met keelmicrofoon, vanwege het geluid van het afvuren van een TOW. Mochten als enige hun baret (zonder embleem)dragen op het voertuig. Die keelmicrofoon werd over het algemeen voor de mond gedragen, omdat de verstaanbaarheid op de adamsappel niet zo best was.
|
Opleidingen op de 3600-radio
De ‘beroeps’ bij de Infanterie gingen een week naar de ‘SIVO’ (School Infanterie
Verbindings Opleiding) in Harderwijk, op de Jan van Nassaukazerne. Daar
had men de beschikking over 3600-combinaties op kleine karretjes en kon
men in een leslokaal de meest fantastische berichten uitwisselen. Over het
algemeen was dit een redelijk ‘relaxte’ week in de (vrije taaie) Infanterie-opleiding.
De lessen werden gegeven door specialisten; infanteristen die compleet ‘los
waren’ op verbindingsgebied en volgens mij ’s nachts nog van de 3600-serie
droomden. Onbevestigde berichten meldden dat zij hun echtgenote slechts
alleen middels de radiotelefonie-procedure aanspraken. Waarna het standaard
antwoord natuurlijk moest luiden: “Roger” (ik heb het bericht begrepen)
of ‘Wilco” (ik heb het bericht begrepen en zal de opdracht uitvoeren)
Een veel gebruikte procedure tijdens verbindingstoetsen was het zg. ‘relayeren’,
waarbij de leerling in kwestie een bericht van het ene station moest doorseinen
aan een ander station op een ander net. Tijdens al mijn parate jaren heb
ik het nooit hoeven doen…
Het dienstplichtig kader had haar eigen verbindingslessen op de SROKI (School Reserve Officieren en Kader Infanterie). In “De Treffer” (het lesgebouw) stond een lokaal ingericht met dezelfde ‘radiokarretjes’ als op de SIVO. De lessen werden gegeven door de eigen instructeurs. Iets minder ‘verbindingsverknipt’, maar er waren hobbyisten bij…
De chauffeurs en boordschutters werden op het PIROC (Pantser Infanterie Rij Opleidings Centrum) opgeleid op de 3600. Nog wat minder tot in het ‘dirty detail’, maar men moest in ieder geval enigszins met de apparatuur om kunnen gaan.
De Infanteristen zelf, de ‘bakvulling’ kregen een aantal elementaire lessen
verbindingen, door het opleidingskader van het bataljon waar men geplaatst
was. De plaatsvervangend groepscommandant werden over het algemeen door
de pelotonssergeant nog wat bijgeschaafd, aangezien zij voertuigcommandant
waren als de groepscommandant met een uitgestegen actie bezig was.
Roel van Essen
|
Verbindingsgrapjes
Natuurlijk werd er gedonderjaagd met de radio’s. Een aantal frequenties
lagen in de 27 Megahertz, dus kon er tijdens oefeningen in Nederland meegeluisterd
worden op de, in de jaren ’70 en ’80 populaire ‘bakkies’.
En soms werd ook wel eens een bericht verzonden op die frequenties, wat
de vrachtwagenchauffeurs en eenzaam luisterende huisvrouwen achter hun bakkies
de oren deed tetteren. Het maximaal toegestane vermogen van een 27-‘bakkie’
was 500 milliwatt; als je dan achter je 3600 zat, was de verleiding groot
om met 8 Watt de ether in te knallen en iedereen koppijn te bezorgen…
Later kwamen daar de mobiele en draadloze telefoons bij. Berucht was een
dierenarts in de omgeving van Ermelo, die een draadloze telefoon had, die
werkte op de 56.700 Mhz. Stel je voor: op de Ermelose Heide staat een opleidingspeloton
PWAT in stelling op de Paalberg. Het is 11 uur ’s avonds, pikkedonker en
het hele peloton heeft ‘licht en geluidsdiscipline’. De stukscommandanten
hebben hun luidsprekers zacht staan, een deel van het peloton probeert te
slapen, een ander deel houdt de wacht. Af en toe een berichtje van het ene
stuk naar het andere, over triviale zaken als het zetten van koffie. Plotseling
hoort men een kiestoon over het radio net, gevolgd door een mannenstem:
“Dierenartspraktijk van dokter ‘hutsemefluts’…” Een vrouwenstem, enigszins
in paniek: “ Dokter, dokter, ik weet me geen raad! Mijn poesje is zo ziek…”
Op dat moment barst de zo stille Paalberg uit in een daverend lachsalvo…
De veldtelefoons zorgden echter ook voor onverwacht vertier; onder een bepaalde
hoek gelegd fungeerden zij als super-antennes voor Radio1. Zo werden vele
nachten iets aangenamer door het beluisteren van “Gute nacht Freunde… Es
wird Zeit fűr mich zu gehen…”
Ook technische geintjes vierden hoogtij. De veldtelefoon TS-10, de EE-8
en later de 4881 konden ook op de 3600 worden aangesloten met het (verfoeide)
telefoondraad WD-1TT. Zo had je een prima extercomverbinding met een eventueel
in het veld liggende voorpost, ondersteund door de versterker in de IC-3620.
Maar die telefoondraad kon ook voor andere dingen gebruikt worden, bijvoorbeeld
om de boze ‘oefenvijand’ aan het schrikken te brengen. Iets wat ik wel eens
toepaste: een paar TOW-nabootsers ingraven op honderd meter voor de opstelling
en aansluiten aan het telefoontoestel in mijn voertuig. Op het moment dat
je ’s nachts een vijandelijke patrouille in het voorterrein zag, (met de
warmtebeeldkijker van de TOW geen probleem) wachten tot ze vlak bij de TOW-nabootsers
waren en dan een slinger aan de telefoon geven. Door de (sterke) inductiestroom
werd de ontsteker van de TOW-nabootser ontstoken, een gigantische knal volgde,
en had de vijandelijke patrouille die nacht meestal weinig zin meer om dichterbij
te komen…
Roel van Essen